1. Kijk naar het eerste plaatje. Als iemand een budget heeft van € 16,- en een broodje kost € 2,-. Hoeveel broodjes kan iemand dan kopen als deze persoon alleen maar broodjes wil? | | |
2. Kijk naar het eerste plaatje. Als iemand een budget heeft van € 16,- en een blikje cola kost € 1,-. Hoeveel blikjes cola kan iemand dan kopen als deze persoon alleen maar blikjes cola wil? | | |
3. Kijk naar het eerste plaatje. De combinaties onder de budgetlijn zitten... | | |
4. Kijk naar het eerste plaatje. De combinaties boven de budgetlijn zitten... | | |
5. Kijk naar het tweede plaatje. Als deze persoon vier broodjes en zes blikjes cola wil, dan kost hem dit....... | | |
6. Kijk naar het tweede plaatje. Als deze persoon zes broodjes en vier blikjes cola wil, dan kost hem dit....... | | |
7. Kijk naar het tweede plaatje. Als deze persoon vijf broodjes en twaalf blikjes cola wil, dan kost hem dit....... | | |
8. Kijk naar de
groene lijn in het derde plaatje. Als de budgetlijn omhoog gaat, dan is er sprake van........ | | |
9. Kijk naar de
rode lijn in het derde plaatje. Als de budgetlijn daalt, dan is er sprake van........ | | |
10. Kijk naar de
groene lijn in het vierde plaatje. Welk product heeft nu een andere prijs? | | |
11. Kijk naar de
blauwe lijn in het vierde plaatje. Welk product heeft nu een andere prijs? | | |
12. Kijk naar de
rode lijn in het vierde plaatje. Welk product heeft nu een andere prijs? | | |
13. Kijk naar de
blauwe lijn in het vierde plaatje. Het budget is nog steeds € 16,-. Hoeveel kost een blikje cola nu? | | |
14. Kijk naar de
rode lijn in het vierde plaatje. Het budget is nog steeds € 16,-. Hoeveel kost een blikje cola nu? | | |
15. Kijk naar de
groene lijn in het vierde plaatje. Het budget is nog steeds € 16,-. Hoeveel kost een broodje nu? | | |
16. Hoe ziet de formule van de oorspronkelijke
zwarte budgetlijn er uit? | | |